Van los beroep tot wettelijke structuur
De Orde van Architecten is geen historisch toeval. Ze werd in 1963 bij wet opgericht op vraag van onze eigen beroepsverenigingen (FAB), met als doel het beroep te bewaken. Daarvoor was alles vaag: de titel ‘architect’ was onbeschermd, opleidingen waren gefragmenteerd, en de beroepsuitoefening onduidelijk. Sindsdien is veel veranderd, maar de nood aan een wettelijke ruggengraat blijft.
Een Orde met een opdracht
De Orde is er voor drie kerntaken:
- Het register bijhouden van wie als wettelijk erkend architect mag optreden.
- De deontologie bewaken die ons beroep richting en betrouwbaarheid geeft.
- De stage organiseren en opvolgen, als eerste poort naar het beroep.
Dit alles wordt bewaakt via tuchtorganen – een onzichtbare, maar belangrijke garantie voor wie in integriteit wil werken.
De uitdaging van vandaag
Toch staat het systeem onder druk. De bouwsector is geëvolueerd. In veel bureaus is nog maar één op vijf collega’s effectief ‘verantwoordelijk’ ingeschreven in het register. De anderen werken als ‘architectuurwerkers’ onder hun vleugels. De kloof groeit.
De stage, zoals ze nu georganiseerd is, sluit niet meer aan bij die praktijk. Andere landen zijn flexibeler:
- In Frankrijk kunnen jonge architecten meteen aan de slag en zich later vrijwillig kandidaat stellen voor volwaardig lidmaatschap via bijkomende opleiding (HMONP).
- In Zwitserland beslist een onafhankelijke examencommissie of iemand als zelfstandig architect erkend wordt.
- In Luxemburg wordt de stage niet langer georganiseerd door de Orde; erkenning volgt uit opleiding en aantoonbare ervaring.
Waarom zouden wij blijven vasthouden aan structuren die jonge collega’s eerder afschrikken dan uitnodigen?