Blijf op de hoogte
Schrijf je in op de nieuwsbrief om een overzicht te ontvangen van de belangrijkste nieuwsberichten en activiteiten.
Het As-builtattest wordt gedefinieerd als een attest waarin wordt verklaard dat een constructie of gebouwencomplex niet of slechts beperkt afwijkt van de plannen die werden ingediend voor de aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning of bij de melding.
Het zou natuurlijk het eenvoudigst zijn als we voor elk gebouw een attest mochten kunnen opmaken dat bevestigde dat er helemaal niet van de plannen afgeweken werd. Terwijl dit enkele decennia geleden, toen het bouwen nog geregeld werd door de bestemming vermeld in het gewestplan, een handvol bepalingen in een BPA of verkaveling, aangevuld met enkele ongeschreven regels en gebruiken, nog we had gekund, is dit vandaag de dag in de praktijk steeds minder haalbaar.
Door de steeds complexer wordende regelgeving, met stedenbouwkundige verordeningen en ruimtelijke uitvoeringsplannen op gewestelijk, provinciaal en gemeentelijk niveau, opgelegd vanuit uiteenlopende invalshoeken, met masterplannen en duurzaamheidmatrices en met externe adviezen van brandweer, toegankelijkheid, welstand, duurzaamheid, erfgoed, mobiliteit … die mekaar steeds vaker tegenspreken, wordt het immers hoe langer hoe moeilijker zekerheid te krijgen omtrent de kansen op het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning.
Het opmaken van een uitvoeringsdossier met inbegrip van de studies betreffende stabiliteit en technieken in de fase van de stedenbouwkundige aanvraag is in die context dan ook een onverantwoord economisch risico. Deze technische studies worden dan ook noodgedwongen uitgesteld tot na het bekomen van de vergunning. Het is juist het achteraf integreren van de resultaten van deze studies bij de omzetting van het plan van de stedenbouwkundige aanvraag naar het uitvoeringsplan dat aanpassingen onvermijdelijk maakt.
Daarmee komen we op het delicate begrip “slechts beperkt” uit voorgaande definitie. In het verleden werden verschillende pogingen ondernomen om een zogenoemde “marginale afwijking” eenduidig te definiëren. Deze pogingen bleken echter steeds ontoereikend omdat de betreffende materie te complex bleek om op eenvoudige wijze te benaderen. Definities die een bevredigend antwoord gaven voor specifieke situaties, bleken onbruikbaar omdat ze dit helemaal niet waren voor talloze andere toepassingen.
In de praktijk is het de architect die bij het opmaken van de uitvoeringsplannen alle aanpassingen moet toetsen aan de regels die hij hanteerde opdat voor zijn initieel plan een stedenbouwkundige vergunning zou worden afgeleverd.
Een grenswaarde voor dergelijke afwijking is echter niet eenvoudig vast te leggen, omdat deze zeer sterk bepaald wordt door de concrete situatie. Zo maakt het in veel gevallen niet uit dat een betonnen kolom breder wordt dan voorzien. Doch als deze kolom in een doorgang staat en daardoor de minimale afmetingen in functie van de rolstoeltoegankelijkheid of vrije vluchtweg bij brand niet respecteert, is dit een ander verhaal. De dikte van de vloerplaten aanpassen op vraag van de ingenieur stabiliteit is geen probleem, tenzij hierdoor de minimale verdiepingshoogte niet meer gehaald wordt. De plaats van de schoorsteen aanpassen moet kunnen, tenzij deze hierdoor te dicht bij andere constructies komt en de betreffende normen overschrijdt. Verschillende voorschriften hebben trouwens niet enkel te maken met afmetingen, maar ook met materialen, kleuren, technisch karakteristieken … ze kunnen dan ook niet gewaarborgd worden door dimensioneel grenswaarden.
Kortom, het niet toestaan van afwijkingen tussen het plan van de vergunning en het uitvoeringsplan is in de praktijk niet haalbaar, maar de grenzen van afwijkingen vastleggen in percentages of absolute afmetingen is niet alleen ontoereikend en inefficiënt, maar bovendien eindeloos complex en bijzonder arbeidsintensief.
De architectenverenigingen hebben er daarom in het verleden voor gepleit de attestering te beperken tot enkele van de meest wezenlijke kenmerken van het gebouw, met name:
Door de controle toe te spitsen op deze aspecten is de attestering wel uitvoerbaar en zijn ook de grenswaarden vast te leggen. Handhaving en rechtszekerheid betreffende de belangrijkste aspecten van het gebouw worden ermee ondersteund.
Alle andere aspecten eigen aan een stedenbouwkundige vergunning worden daardoor niet minder belangrijk. Ze worden alleen op een andere niveau benaderd. Elke overtreding blijft strafbaar, maar ieder wordt geacht onschuldig te zijn tot schuld bewezen is, ook zonder een attest dat de onschuld a priori moet bewijzen.
Sinds 1 september 2009 wordt het kader van de ruimtelijke ordening in Vlaanderen gevormd door de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Hierin werd het zogenaamde as-builtattest ingevoerd als een nieuw instrument ter bevordering van rechtszekerheid en handhaving. Het is evenwel wachten op een uitvoeringsbesluit terzake opdat dit nieuwe instrument toepassing zal kunnen vinden.