Blijf op de hoogte
Schrijf je in op de nieuwsbrief om een overzicht te ontvangen van de belangrijkste nieuwsberichten en activiteiten.
In navolging van andere instituten voor vrije beroepen werkt de Orde van Architecten sinds enkele jaren aan de voorbereidingen voor het inschrijven van permanente vorming in de plichtenleer (in uitvoering van een Europese richtlijn).
De dubbelzinnige houding van de Orde is in deze problematiek tekenend voor de wijze waarop zij met haar ingeschreven architecten omgaat. Enerzijds verwacht de Orde van de architecten een haast bovenmenselijke integriteit, competentie en assertiviteit om, tegen meestal economisch sterkere bouwpartners en hun eigen belang in, de hun niet geringe taak van openbare orde te kunnen vervullen. Maar tegelijkertijd behandelt zij diezelfde architecten als schoolkinderen die, als ze geen huistaak mee naar huis krijgen, er van verdacht worden onvoldoende met hun vak begaan te zijn.
Met een opleiding die steeds minder voorbereidt op de dagelijkse beroepspraktijk en met de sneller evoluerende inzichten, regels en technieken, zal geen enkel architect betwisten dat permanente vorming een noodzaak is. Zonder verplichting weet hij of zij dat vergunningsweigeringen, problemen of de werf en processen achteraf alleen kunnen voorkomen worden door zichzelf dagelijks te informeren. Deze constante bijscholing kan evenwel veel vormen aannemen. Soms kan inderdaad gebruik gemaakt worden van informatiesessies die groepen architecten informeren, maar in bepaalde gevallen is de vereiste kennis zo specifiek dat architecten hun kennis op andere manieren moeten aanvullen, bijvoorbeeld door zelfstudie, webinars of door cursussen die zich richten tot andere beroepen. Er is dan ook minder eensgezindheid over de vraag of een controle door de Orde wel zo’n goeie zaak is.
Uitgaande van de wijze waarop de Orde de permanente vorming in de proeffase van het project aanpakt, groeit de vrees dat de procedures voor registratie, accreditatie en evaluatie voornamelijk gebaseerd worden op pragmatische overwegingen en dit ten koste van de inhoudelijke kwaliteit. Alternatieve vormen van kennisvergaring dreigen daarbij uit de boot te vallen:
Tenslotte bestaat ook de vrees dat de culturele aspecten van ons beroep - bezoeken aan tentoonstellingen, voordrachten van architecten, deelname aan debatten en dergelijke - onvoldoende in het aanbod zullen opgenomen worden.
Besluit:
De opname van permanente vorming in de plichtenleer van de architecten zal wellicht leiden tot een professionalisering van de cursussen en een verruiming van het aanbod, wat uiteraard een goeie zaak is. In ons beroep is er evenwel een evolutie naar specialisatie voor de verschillende deelaspecten. Om de positieve invloed ook ten goede te laten komen van deze groeiende groep vraagt BVA de erkenningscommissie om, zeker in de aanvangsfase, ruimdenkend te zijn in het toekennen van de accreditaties en alternatieve invullingen toe te staan.