Blijf op de hoogte
Schrijf je in op de nieuwsbrief om een overzicht te ontvangen van de belangrijkste nieuwsberichten en activiteiten.
Het voorstel dat ministers Borsus en Peeters op tafel legden ter uitbreiding van de verplichte verzekering zodat die ook voor aannemers zou gelden, is onvoldoende uitgewerkt. Zowel de beroepsverenigingen BVA (Beroepsvereniging voor Architecten) en NAV (de Vlaamse Architectenorganisatie) als de Orde van Architecten – Vlaamse Raad en de verzekeringsmaatschappijen zijn voorstander van de gelijkwaardige invoering van een verzekeringsplicht voor aannemers en architecten. Het initiatief van de kabinetten Peeters en Borsus hieromtrent wordt dan ook op prijs gesteld. Jammer genoeg vertoont het op tafel gelegde wetsontwerp nog te veel hiaten, tegenstrijdigheden en discriminerende elementen om door het architectenkorps aanvaard te worden.
Bovendien mogen architecten niet in de verleiding worden gebracht om zich enkel te verzekeren voor woningbouw of wat daar voor doorgaat, omdat in andere domeinen (scholenbouw, utiliteitsbouw, kantoren, … ) de risico’s door de complexiteit en alternatieve bouwformules (bv DBFM) nog groter zullen worden. De beroepsverenigingen BVA en NAV en de Orde van Architecten – Vlaamse Raad willen dan ook een grondige aanpassing van het ontwerp.
De kabinetten Peeters en Borsus zijn gestart vanuit een nobel uitgangspunt, namelijk komaf maken met de discriminatie wat betreft de verzekeringsplicht in de bouwsector. Maar tot twee keer toe wordt er geen rekening gehouden met de belangen van zowel consumenten als architecten. Wat bij de beroepsverenigingen en bij de Orde van Architecten – Vlaamse Raad het meest tegen de borst stoot, is het terugschroeven van de verzekeringsplicht tot “de gesloten ruwbouw” en “onroerende goederen bestemd voor bewoning”. Het is een maatregel die ongetwijfeld zal leiden tot onderlinge ongelijkheden en conflicten tussen architecten (en met aannemers). Je moet als architect maar je brood verdienen in de woningbouw, terwijl je collega actief is in de scholenbouw. De ene moet zich verzekeren, de andere niet. Het wetsontwerp zorgt ook meteen voor een bijkomende discrepantie gezien elke architect voor de uitoefening van zijn beroep sowieso wettelijk en deontologisch verplicht verzekerd moet zijn.
Het inroepen van een verplichte verzekering voor aannemers is natuurlijk geen slechte zaak, maar dan moet deze worden toegepast op álle betrokken aannemers en de draagwijdte ervan moet gealigneerd blijven op de draagwijdte van de tienjarige aansprakelijkheid geldend op álle bouwwerken ongeacht hun bestemmingswijze. De ingeroepen beperking wordt door de initiatiefnemers gerechtvaardigd op grond van de consumentenbescherming. Maar doordat men zich verstopt achter het begrip ‘consument’, wordt uit het oog verloren dat er in veel gevallen ook sprake is van een ‘gebruiker’. Denk maar aan lage schoolkinderen, studenten, personeelsleden, zorgbehoevenden, verplegend personeel, … Waarom mogen of kunnen zij niet van dezelfde bescherming genieten? Het is niet verstandig dat de politiek zich enkel richt op de bouwheer/consument. De tienjarige aansprakelijkheid heeft betrekking tot de openbare orde en het maatschappelijk belang en daaraan mag niet worden geraakt.
Wat voor de architecten evenmin aanvaardbaar is, is de controle op de naleving van de verzekeringsplicht – welke architect heeft hier de middelen toe? - en de hoofdelijke gehoudenheid van de architect tot de betaling van de schulden die de aansprakelijkheid van de aannemer met zich mee zou brengen, terwijl dit vice versa niet het geval is. Bovendien is er geen enkele juridische band tussen architect en aannemer. De architect kan dan ook geen vangnet zijn voor het in gebreke blijven van andere partijen.
De beroepsverenigingen, de Orde van Architecten, en de betrokken verzekeringsmaatschappijen willen de ministers Borsus en Peeters dan ook uitnodigen om verder rond de tafel te zitten en dit wetsontwerp verder uit te werken.
een gezamelijk standpunt van: