achtergrond

Nieuws

Archief

BVA over "Afschaffing Vlaams Bouwmeester"

BVA over "Afschaffing Vlaams Bouwmeester"

1 aug. 2014
De "afschaffing van de Vlaams Bouwmeester" baart de Vlaamse architecten grote zorgen.

De komst van een Vlaams Bouwmeester in 1999 werd door het architectencorps algemeen enthousiast onthaald. Architectuur kreeg een eigen gedaante binnen het beleid, met een eigen logica, met eigen wetmatigheden en vooral met het oog op een positieve meerwaarde binnen de voornamelijk marktgestuurde bouwactiviteit. Dat een overheid hiertoe initiatief nam was ‐ achteraf gezien ‐ vanzelfsprekend gezien openbare gebouwen met publieke financiën, waarvoor de Vlaams Bouwmeester toch in eerste instantie werd aangesteld, wel iets méér mogen zijn dan een winstgevende vastgoedoperatie. De voorbije bouwmeesters leerden de Vlaamse overheden hoe ze hun architectuur moesten bestellen: wat ze nodig hadden, wat hun budget was, wat hun ambities waren, hoe ze met architectuur hun visie op ruimtelijke kwaliteit konden vormgeven. De voorbeelden zijn legio: gemeentehuizen, sociale woningen, scholen, pleinen en parken,... noem maar op, zijn zo ontstaan en het resultaat is merkbaar verschillend van de periode ervoor. Zelfs het buitenland komt naar ons kijken. De 15 jaar bouwmeesterschap is dan ook van onschatbare waarde.

We waren stilaan op het punt gekomen dat ook de private sector, investeerders en ontwikkelaars, waar de Vlaams Bouwmeester veel geringere invloed op had, de eigen kracht van architectuur begonnen in te zien. Maar dit werk is nog lang niet af. Er zijn er weinigen die het spel tussen architectuur en marktdynamiek positief weten aan te wenden. Gewetensvol bouwen met zorg voor bewoners en gebruikers, voor omwonenden, en ook voor de volgende generaties, behoort nog veel te weinig tot het discours van private bouwers, ontwikkelaars of vastgoedmakelaars. Hier is nog werk aan de winkel, vooral nu de overheid steeds meer (via PPS en andere formules) op die ontwikkelaars beroep doet voor haar scholen, sportinfrastructuur, zorgcomplexen, enz.

Architectuur gaat over onze geliefde leefomgeving: gebouwen waar we ons goed in voelen, veilige en aantrekkelijke publieke ruimte, maar ook de ongerepte natuur of het bouwkundig erfgoed dat we willen veilig stellen voor de toekomst. Deze waarden zijn erg kwetsbaar en kunnen niet zomaar op een hoopje gegooid worden : "we hebben het al begrepen, architecten kunnen nu wel zonder hun bouwmeester!".

De grote waardering voor de Vlaams Bouwmeester vanuit het architectencorps ging niet over de steun aan de Vlaamse architecten. Het moet toegegeven: hier was de laatste tijd zelfs wat wrevel rond. Maar dit is één aspect. Veel belangrijker is dat de Bouwmeester meedenkt met de Besturen die willen bouwen, hen helpt om hun opdracht te omschrijven, hen helpt om een goed team van ontwerpers te selecteren die hen begrijpt en telkens het beste uit de opdracht haalt, ook al zijn de middelen beperkt of is het bouwterrein niet ideaal. De Bouwmeester denkt na over de architectuur die we nodig hebben voor het Vlaanderen van de toekomst. Dit is een maatschappelijke plicht van elk beleid. Hij doet dit door te luisteren en dagdagelijks besturen en ontwerpteams uit te leggen waar het om gaat, te helpen als het vast zit, te stimuleren als de fut eruit is of wanneer het de foute kant op gaat. Zo'n werk is nooit af. En architecten hebben dit nodig: een inspirerende bouwmeester met een flink team achter zich die zijn taken kan uitwerken, opdrachten kan onderzoeken, een visie kan onderbouwen en de noodzakelijke bruggen slaat tussen politici, bestuurders, ambtenaren, investeerders, aannemers en ontwerpers.

Het regeerakkoord spreekt niet onmiddellijk van de "afschaffing" van de Vlaams Bouwmeester, wél van inrichting van een "Bouwmeestercollege" waarvan de voorzitter de titel "Vlaams Bouwmeester" draagt. Dit college zou bestaan uit een vijftal parttime experten met tijdelijk mandaat die gedeeltelijk zouden gekozen worden door het architecturale middenveld. Hoewel de Bond Vlaamse Architecten (sinds 1980 als Vlaamse vleugel van de Belgische FAB) ongetwijfeld tot dit architecturale middelveld behoort, lijkt ons dit toch niet de beste keuze. Publieke opdrachtgevers begeleiden in hun projectdefinities, ze stimuleren en inspireren, ze helpen bij een goede architectenkeuze, heeft niets te maken met het verdelen van opdrachten onder bureaus van bepaalde strekkingen of kampen. Dit is een hoogst onafhankelijke bezigheid, gestoeld op een open en constructieve werkwijze met objectieve maatstaven én met visie. Dat de Open Oproep soms wat openheid miste de laatste jaren zegt alleen opnieuw dat het werk niet af is. Maar dat deze visie aanleunt bij deze van de Vlaamse regering is nogal evident. Het is maar de vraag of deze nieuwe regeling wel de visie vertolkt van de nieuwe Vlaamse coalitie? Ze is duurder, minder transparant en wellicht een stuk meer betuttelend dan voorheen. Of is dit de voorbode naar de totale afvoer van het Bouwmeesterschap?

Een tweede belangrijke wijziging gaat over de "inkanteling" in de administratie Ruimtelijke Ordening. Tot nog toe had de Vlaams Bouwmeester een directe opdracht van de Vlaamse regering. Dit leidde tot een grote vrijheid in de advisering, zonder evenwel afdwingbaar te zijn. De Bouwmeester kon het beleid rechtsreeks adviseren maar had geen beslissende stem. Zo zijn er ongetwijfeld projecten ontstaan tegen de zin van de Bouwmeester. Maar of dit opweegt tegen de vrijheid van voorstellen doen, creatieve alternatieven aanbieden, nieuwe inzichten zoeken die naar een voor iedereen beter resultaat leiden, is nog maar de vraag. Inkanteling in de administratie dreigt van het advies Vlaams Bouwmeester een administratieve procedure te maken, met de hele juridische regelgeving en beroepsprocedures die nu al de architectuurpraktijk verzieken.

Ongetwijfeld zijn er bij het departement Ruimtelijke Ordening schitterende ambtenaren met gedreven visie naar een rechtvaardig en duurzaam ruimtebeleid in Vlaanderen. Maar het is fout van architectuur voor te stellen als de kleinste schakel van de ruimtelijke orde. Net als landbouw, economie of verkeer, is ook architectuur véél méér dan een ‘zone’ op een stedenbouwkundig plan. Waar Ruimtelijke Ordening streeft naar een eerlijke en duurzame invulling van de ruimte in Vlaanderen, en hieruit de regels afleidt die het individu, de individuele bouwer (of landbouwer, of bedrijfsleider, of overheid) moet volgen, vertrekt de architectuur precies van het omgekeerde. De architect zoekt samen met zijn bouwheer naar een zinvolle invulling van zijn behoeften, op de schaal van zijn opdracht, meestal een bouwperceel, doch met maximale meerwaarde naar de grotere omgeving en naar de toekomstige generaties. Hij denkt mee over de inplanting, de milieu‐ impact, de energiebehoeften, de woon‐ en werkomstandigheden, de veiligheid, hij bouwt mee aan de stad en de publieke ruimte die het gebouw omgeeft. Precies in deze ontmoeting van de meer directieve stedenbouw, en deze van het individueel project, ontstaat een creatieve spanning die ervoor zorgt dat, binnen het grotere stedenbouwkundig geheel, pareltjes van architectuur kunnen ontstaan. Dit spanningsveld willen we behouden door architectuur niet te laten inkapselen in het stedenbouwbeleid of door de Bouwmeester niet te laten opgaan in het departement Ruimtelijke Ordening. Maar zoals het Christophe Van Gerrewey het treffend omschrijft (DS 27/7/14): “doordat3 Vlaanderen bereid is om architectuur belangrijk te vinden, om aan architectuur een culturele waarde toe te kennen, en om te beseffen dat vooral goede architectuur kansen moet krijgen”.

Maar misschien zijn we wel toe aan wat herbronning. Drie bouwmeesters, drie persoonlijkheden, met elk hun eigen accenten, binnen een welomschreven opdracht. Hier kan over nagedacht worden. Worden de verwachtingen wel voldoende gehonoreerd? Of zit er wat sleet op? Moet de opdracht van Bouwmeester niet eens opnieuw en vooral duidelijker worden geprofileerd? Wat verwachten bestuurders, burgers, architecten, van een goede Bouwmeester? Een goed gesprek met het middenveld kan hier wellicht meer inzicht bieden. Hopelijk kan dat, in alle sereniteit, zonder dagelijks verontwaardigde reacties in kranten en weekbladen. En hopelijk leidt dit tot een continuering van al het goede van wat er in de 15 jaar bouwmeesterschap is gepresteerd.

Piet Van Cauwenberghe voor BVA 1/8/2014

Meer nieuws