Blijf op de hoogte
Schrijf je in op de nieuwsbrief om een overzicht te ontvangen van de belangrijkste nieuwsberichten en activiteiten.
Op donderdagavond 13 februari vond in Gent het BvA Nieuwjaarsevent plaats en een gesprek met Leo Van Broeck over zijn erfenis binnenkort als Vlaams Bouwmeester.
BvA-voorzitter Herman Jult blikte in zijn inleiding terug op een jaar van verandering en vernieuwing voor BvA. Een lijn die ook in 2020 doorgetrokken zal worden. Geen moment dus om zelfvoldaan achterom te kijken. Als onafhankelijke beroepsvereniging, zonder subsidies, leggen we de focus op de architectuurpraktijk. Wat ons vooral interesseert is hoe architectuur die een relevant antwoord biedt op de noden van vandaag kan tot stand komen. We zien architectuur immers als de resultante van een breed gedragen creatief proces waarin de architect zelf een belangrijke rol speelt. Maar net dat proces en die rol zijn op vandaag volop in verandering.
We beleven momenteel wereldwijd een uniek kantelmoment. We zijn met zijn allen op zoek naar oplossingen voor de ons bedreigende klimaatcrisis. Dat maakt ons onrustig en ongerust. We beseffen dat de wijze waarop we de zaken nu aanpakken beslissend zal zijn voor de planeet en voor de leefkwaliteit van de volgende generaties. Ook de bouwwereld is volop in deze existentiële transitie terecht gekomen. Bij de BvA vinden we dat architecten hun verantwoordelijkheid moeten opnemen en hierin het voortouw moeten nemen. Maar om verschillende redenen is dat op vandaag niet het geval.
Klimaatactivisten, academici, politici, … verkondigen graag hun mening en discussiëren over al dan niet haalbare doelstellingen. Wij hebben daar weinig boodschap aan. Wij willen er daadwerkelijk iets aan doen. We hebben als vereniging met volle overtuiging de verklaring van Davos ondertekend en pleiten voor een dringende, goed doordachte Baukultur.
Het zit in het DNA van de architect om geïntegreerde oplossingen te zoeken voor complexe en soms onvolledig geformuleerde opdrachten en dat te doen met beperkte financiële middelen. Wij gebruiken tools en methodes om dit samen te doen met uiteenlopende betrokkenen: ontwerpers, opdrachtgevers, bouwers, materiaalproducenten, bewoners, gebruikers… Indien mogelijk bieden wij ruimte voor experiment en onderzoek. Onze methodiek – een soort ‘grafische synthese’ - is een aangewezen instrument om samen scenario’s te bedenken, ze tegen elkaar af te wegen en er in consensus het beste uit te selecteren. We zijn als architect dus ideaal geplaatst om in de huidige maatschappelijke context – die nu net naar zo een aanpak op zoek is - onze verantwoordelijkheid op te nemen.
Toch stellen we met spijt vast dat dit nog niet of onvoldoende gebeurt.
Veel architecten zien hun eigen rol nog steeds zoals ze die destijds op school geleerd hebben. Uit de veelvuldige contacten met onze leden leiden we af dat veel jonge stedelijke ontwerpbureaus al volop een nieuwe weg zijn ingeslagen. Ze maken heel gemakkelijk zinvolle allianties, zijn bereid onze manier van leven en werken ernstig te bevragen en verhogen zo hun creativiteit op basis van voortschrijdend inzicht. Ze zijn op de goede weg.
Maar bij veel kleine bureaus verspreid over Vlaanderen horen we vooral veel geklaag. Velen hebben het gevoel dat ze niet gerespecteerd worden en kunnen mentaal en financieel nauwelijks overleven. Ze boksen dagelijks op tegen wat zij ervaren als een alles verstikkende overmacht: machteloosheid tegenover de stortvloed van steeds groeiende en wijzigende reglementeringen en verplichtingen, tegenover inconsequent lokaal beleid, tegenover hautaine en alles blokkerende ambtenaren. Hun passie voor het beroep valt weg.
En nu krijgen zij nog de schuld voor het volbouwen van de landelijke verkavelingen en de overal verspreide lintbebouwing, alsof zij de ruimtelijke ordening in Vlaanderen zelf zouden georganiseerd hebben.
Dit plaatst ons als beroepsvereniging voor een dilemma. Is het nog mogelijk en heeft het nog zin te investeren in het omschakelen van al die ‘dorpsarchitecten’ naar een nieuwe Baukultur? Als we de enorme berg werk inschatten die volgens Europa op korte tijd zou moeten gebeuren om de transitie waar te maken, dan lijkt het evident om iedereen aan boord te houden. Maar hoe kunnen we iedereen overtuigen? En wil de overheid daaraan wel meewerken? Mogen we dan van de overheid verwachten dat ze zelf ook grondig haar diensten transformeert en activeert? Dat ze ‘beleid voeren’ eerder ziet als het faciliteren van professionelen bij hun creatief werk en onderzoek, dan als het doorduwen van zelfbedachte compromissen zonder voorafgaande inbreng van de betrokkenen? Onlangs typeerde een progressieve klimaatbewuste ontwikkelaar op een lezing de werking van het stedelijk ruimtelijk beleid typeren als ‘georganiseerde stilstand’. Er is dus nog veel werk aan de winkel en niet alleen bij de architecten.
Dit brengt ons bij de reden waarom BvA op haar nieuwjaarsevent Vlaams Bouwmeester Leo Van Broeck uitgenodigde. Wij hebben de voorbije jaren met bewondering en enthousiasme zijn traject als Vlaams Bouwmeester gevolgd, zijn begeesterende lezingen, zijn scherpe en duidelijke analyses. We houden van zijn terechte kritiek op ons te weinig performante Vlaamse beleid, op onze benedenmaatse ruimtelijke ordening en de daaruit voortvloeiende catastrofale mobiliteit. De overheid is de klimaatzaak noodgedwongen wel genegen, maar ze weigert de consequenties voor de eigen organisatiestructuur onder ogen te zien.
Het ene niveau schuift liever de zwartepiet door naar het andere.
Wij hebben Leo bewust niet gevraagd om eens te meer een lezing te geven om ons te overtuigen van wat er allemaal zou moeten gebeuren. Wij hebben hem uitgenodigd om samen met ons na te denken over hoe we de gewenste Baukultur zo snel en zo goed mogelijk kunnen implementeren in elke architectuurpraktijk, groot en klein. Hoe we op de beste manier kennis en inzicht kunnen delen. Hoe we als architect opnieuw een rol van betekenis kunnen spelen bij de ingrijpende transitie van de bouwwereld. Hoe we best onze maatschappelijke verantwoordelijkheid kunnen opnemen. Hoe de klimaatzaak misschien een aanleiding kan vormen om ons beroep opnieuw volwaardig te kunnen uitoefenen. We zijn ook wat ongerust over de toekomst van het Vlaams Bouwmeesterschap na Leo. Wordt de knop dan teruggedraaid en gaan we op de gekende manier opnieuw over tot de orde van de dag?
Kan de BvA helpen om het gedane werk te bestendigen? We engageren ons alvast om hier in de nabije toekomst zeker op terug te komen.
auteur verslag: BvA-voorzitter Herman Jult